Sacha Bronwasser: Kunst en Ik

de Volkskrant, 2 juli 2016

In kun­st­be­sprekin­gen is de ik’ aan een ons­tu­it­bare opmars bezig. Sacha Bron­wass­er ontleedt de trend aan de hand van twee bij­zon­dere publicaties.

- Cees Noote­boom: Wat het oog je vertelt — Kijken als avon­tu­ur (De Bezige Bij, 640 pag­i­na’s, €39,99).

- Hanne Hage­naars: Geen Wolk — Hoe kun­st mijn lev­en red­de (Art Paper Edi­tions, 232 pag­i­na’s, €18,50).

Wan­neer Cees Noote­boom over kun­st schri­jft — een ten­toon­stelling van Gior­gio de Chiri­co in München bijvoor­beeld — neemt hij mij eerst mee de straat op. In München is het koud, de mensen zijn van onder tot boven in dier gek­leed’ en de met zwaar­den bewapende vrouwen op de mon­u­menten nemen mon­ster­lijke pro­por­ties aan’. Het is zondagocht­end, alles is dus nog erg­er’. Alles — de koffiehuizen waar men al aan het bier zit, een lege ver­hoging voor een ork­est, de menukaart die Noote­boom getrouw voor ons over­schri­jft — helpt mee om in de stem­ming te komen voor De Chiri­co, schilder van vreeswekkend lege pleinen en schaduwen als zwaar­den. Er is dus al het een en ander met me gebeurd als ik in het Haus der Kun­st naar bin­nen ga.’

Dat was in 1983. In Wat het oog je vertelt, een prachtig uit­gegeven bun­del­ing van Noote­booms tek­sten van de afgelopen 35 jaar over kun­st, maakt hij deze retorische pirou­ette vak­er. Wat er met hem gebeurt, overkomt ook de lez­er. Die moet eerst een klein beet­je Noote­boom wór­den om als Noote­boom te kun­nen kijken. Kun­st kijken wordt een heel per­soon­lijke aan­gele­gen­heid, en het is bij­zon­der dat hij dat al zo vroeg en zo open­lijk tentoonspreidde.

Want de ik’ is in kun­st­be­sprekin­gen nog niet zo heel lang aan een opmars bezig. Het ik-tikken’ (zo genoemd door ein­dredac­teuren die het tot begin deze eeuw ver­bo­den, behalve voor Cees Noote­boom) kwam na 2000 op kousen­voeten kun­st­be­sprekin­gen in geslopen.

Was het de nieuwe eeuw? Het Nieuwe Nar­cisme? De informele blogsti­jl? Wat zou het; ook ik tik­te eens ik’, ik weet nog pre­cies wan­neer (het was op 3 april 2003 en het ging over Ron Mueck). En nog een keer, en — spaarza­am, dat wel — nog eens. En merk­te hoe pret­tig het was om me niet meer als een medi­age­trainde voet­baller achter je’ te ver­schuilen of hele­maal onzicht­baar boven de kun­st te hangen.

Wieteke van Zeil, die voor de Volk­skrant kun­st­de­tails bespreekt en daarin zichzelf effec­tief inzet (’Er zat me bij bloem­stillevens heel lang iets in de weg: echte bloe­men zijn mooier’), haalt in haar boek Dichter­bij — kun­st in details (2015) de behold­er’s share’ van de cul­tu­urhis­tori­cus Ernst Gom­brich aan: elk mens en elke gen­er­atie neemt zijn kijk­er­saan­deel’ mee. Dus — al bedoelde Gom­brich dat wellicht niet — ook de kun­stschri­jver, hoe objec­tief die ook probeerde te klinken. Dan maar beter hardop.

Boeken die nu over kun­st ver­schi­j­nen zijn zon­der uit­zon­der­ing per­soon­lijk van toon. San­dra Smal­l­en­burg (NRC Han­dels­blad) ging voor Expe­di­tie Land Art (2015) op bede­vaart langs land­schap­skun­st in Ameri­ka, Enge­land en Ned­er­land. Behalve de geschiede­nis van die ver­stopte, over­woek­erde of alweer van de kaart verd­we­nen werken van Don­ald Judd en Richard Ser­ra c.s. beschreef ze ook haar onto­ereik­ende gymp­ies, gps-perike­len en stof­wolken achter de auto. Dat werk­te: het hielp om de afs­tand en de inzet die het vergde om die werken te bereiken te voelen.

Joost Zwa­ger­man dan — wie las zijn laat­ste bun­del kun­st­be­sprekin­gen De stilte van het licht niet als één groot zelf­portret? En eind sep­tem­ber ver­schi­jnt Doork­ijken — kun­st voor het dagelijks lev­en van Volk­skrant-col­le­ga Mer­el Bem, waarin kun­st en ik’ nog dichter naar elka­ar opschuiv­en. Wan­neer kruisen kun­st en lev­en, vraagt zij zich daarin af. Wat heb je eraan, op dagelijkse basis? Dichter­bij kan het miss­chien niet komen.

Of toch. Want onlangs ver­scheen Geen Wolk — Hoe kun­st mijn lev­en red­de van Hanne Hage­naars. Deze kun­sthis­tori­cus, cura­tor en oprichter van Mis­ter Mot­ley (ooit een kun­st­blad voor scholieren, nu een zeer actief online­plat­form) heeft een boek geschreven waarin kun­st dient om haar demo­nen uit te dri­jven. Ter­loops, in korte hoofd­stukken — anek­dote, een gesprek, een herin­ner­ing, een gevon­den foto — ontvouwt zich een somber beeld: een getrau­ma­tiseerde vad­er, een jong gestor­ven moed­er, een zus ook al op het doo­ds­bed, het rest­je fam­i­lie spat uit elka­ar’. Het erg­ste komt nog: een niet lev­ens­vat­baar kind, een meis­je dat direct na de bevalling, ongezien, verd­wi­jnt. Het schuldgevoel daarover, pas laat in het boek, kleurt alles wat je daar­voor hebt gelezen. Hoe houdt een mens dan het hoofd omhoog? De ogen open? Wat heeft dan in vre­desnaam de kun­st te bieden?

Het antwo­ord zit in de omgang met kun­st van Hage­naars. Die is inten­sief. Onge­fil­terd. Een van de mooiste hoofd­stukken gaat over een par­el. De auteur koopt hem op een kun­stveil­ing, een glanzende ronde par­el die de kun­ste­naar in mijn huis gaat ver­stop­pen’. Een intrigerend werk­je en Hage­naars is kun­sthis­tori­cus genoeg om een paar ver­wi­jzin­gen (Yves Klein met zijn lege ruimtes, Tom Fried­mans lege A4’tje getiteld 1000 Hours of Star­ing) te doen naar kunst­werken waar­bij het werk zon­der geloof erin uit elka­ar dwar­relt. Maar dan breekt het moment aan dat de kun­ste­naar (Daniël Den­nis de Wit) de par­el komt verstoppen.

Met de par­el rol ik het huis van Hage­naars bin­nen, zit aan haar tafel, drink haar thee, twi­jfel aan de eerlijkheid van de ver­stop­per. En dan blijkt het ver­bor­gene een groots effect te hebben. Ik weet dat hij er is. Soms als ik de sleu­tel in het slot steek begint de par­el al te fonke­len.’ Hage­naars besluit dat haar slonzige huis geen waardi­ge omgev­ing voor het onzicht­bare werk­je is en roept de hulp in van haar ordelijke zoon om de bezem erdoor te halen. Acht vuil­nisza­kken gaan eruit, tot het huis een oester is geworden.

Geen Wolk is een dap­per boek. Het bespreekt kun­st die buiten de kaders valt: de kun­ste­naars zijn niet al te bek­end, de kunst­werken niet alti­jd aantrekke­lijk, een groot deel van de beelden komt uit een schemerge­bied van privé-beelden, gevon­den en mis­luk­te foto’s. Het over­sti­jgt de kun­st, het gaat over kijken, kijken als redding.

Onver­moeibaar zet Hage­naars zichzelf ertoe om te kijken naar tekenin­gen die haar eigen­lijk afschrikken, zoals die van Rob­bie Cor­nelis­sen, of trekt je gulzig mee in een boek over pad­destoe­len, die heer­lijk sponzige wezens, zo aards en wellustig’. De noodza­ak wordt duidelijk: er mag niets meer aan de aan­dacht ontsnap­pen. De kun­st biedt geen oploss­ing, het is geen medici­jn en geen ther­a­pie. Maar toont wel alter­natieven, ver­ban­den en ja: ook troost. Door­dat Hage­naars haar onge­fil­ter­de ik’ met verve opvo­ert, voelt de lez­er ook wat het kijken alle­maal kan sturen. Er is vaak al het een en ander met ons gebeurd voor­dat we een kunst­werk ont­moeten. Doen alsof dat niet zo is, is doen alsof je blind bent.

lees meer +
lijn

Heske ten Cate: Een zee aan perspectieven, interview met Hanne Hagenaars

Mister Motley online

Toen jij mister Motley oprichtte koos je een ander discours dan het aanbod binnen de kunsten op dat moment in Nederland. Kun je deze behoefte kunst te verpersoonlijken toelichten in de context van 13 jaar geleden?

Mijn doel met mis­ter Mot­ley was om zoveel mogelijk mensen te inter­esseren voor de heden­daagse kun­st. Het leek me een goede manier om via levensthema’s de kun­st in kaart te bren­gen en op die manier herken­bare aan­knop­ingspun­ten te creëren.

Er werd vee­lal over kun­st geschreven vanu­it een kun­sthis­torisch per­spec­tief, vanu­it de con­text of de the­o­rie. Ik vind dit alle­maal zin­volle benaderin­gen, maar dacht ook: als je buiten de kunst­wereld staat dan ken je deze taal en geschiede­nis niet. Ik zocht naar een andere toon om te com­mu­niceren over kun­st, soms vanu­it de ik-vorm of via lit­eraire ver­halen die de ingang naar het kunst­werk zouden kun­nen veran­deren. Het dagelijks lev­en is een ruim begrip. Van­wege de thema’s hoopte ik dat mis­ter Motley’s op onverwachte plekken terecht zou komen. Met som­mige num­mers is dat gelukt, het num­mer Ron­dom de dood werd gekocht door een arts die in de pal­li­atieve zorg werk­te als geschenk voor al zijn medew­erk­ers. De edi­tie Het Kan­toor belandde op koffietafels.’

In 2016 bracht je je debuut uit dat heet: Geen wolk, hoe kunst mijn leven redde. Waarom die titel? In welk opzicht heeft kunst jouw leven gered?

Voor mij was Geen wolk’ een stap verder op de route van mis­ter Mot­ley, in plaats van een lev­en­s­the­ma nam ik mijn eigen per­soon­lijke ver­haal als ingang om kun­st met het lev­en te verbinden. De onder­ti­tel is sterk aangezet. Kun­st is nooit een boei die je naar een dren­kel­ing werpt die hem dan ver­vol­gens in lev­en houdt, maar als we de onder­ti­tel let­ter­lijk nemen, dan heeft kun­st op ver­schil­lende manieren mijn lev­en gered. In de eerste plaats vond ik in kun­st mijn raison‑d’etre, een vol bestaan, dat geeft ongelofe­lijk veel kracht. Daar­naast zette het mijn gren­zen open: boeken en beeldende kun­st hebben mijn van huis uit meegekre­gen visie op de wereld uit­gerekt en omge­keerd en dat maak­te mij weer tot een ruimhar­tiger, fijn­er mens. Kun­st geeft nooit een direct antwo­ord op vra­gen, in tegen­deel. Een kunst­werk kan ervoor zor­gen dat je visie zich 180 graden omkeert. Je staat in het zand te wroeten en ineens draai je je om en kijk je naar de zee. Kun­st is voor mij die zee: wijds, zo vol mogelijkheden.

Ten slotte leerde de kun­st mij op een abstracte manier naar het lev­en en de daar­bij horende emoties kijken. Adri­aan van Dis for­muleerde het belang van boeken als vol­gt: Als je een boek leest van de schri­jver Juan Gabriel Vasquez dan begri­jp je de donkere kan­ten van Colom­bia, als je dat leest begri­jp je Zuid-Ameri­ka beter, er zijn feit­en maar je hebt ook emoties en incon­se­quen­ties en daar gaan romans over. Lees een boek en je begri­jpt de wereld beter en mogelijk­er­wi­js jezelf. Dat geldt ook voor beeldende kun­st. Ik hoop met Geen Wolk te lat­en zien dat het uit­stellen van een oordeel pret­tig is, dat twi­jfel en nuances je meer bren­gen dan (schijn)zekerheden.

Geen Wolk is een mix van per­soon­lijke ver­halen en tek­sten over kun­st die met elka­ar ver­bon­den zijn. Zo schri­jf ik bijvoor­beeld over ver­lies en ver­vol­gens over de rit­ue­len die Sachi Miy­achi ontwikkelde om hier­mee om te gaan. Als uit­gangspunt nam ze juist de lenter­itue­len die de vernieuwing van het lev­en vieren, om met de doden om te kun­nen gaan moest ik weten hoe ik verder kon lev­en ter­wi­jl ik de doden dicht bij me hield.’ Of ik schri­jf over de kracht van iets dat onzicht­baar is, zoals de par­el die een kun­ste­naar in mijn huis heeft ver­stopt.’

(Meer lezen over Geen Wolk, lees hier het eerder gepub­liceerde inter­view met Hanne Hage­naars over haar debuutroman)

lees meer +
lijn

Heske ten Cate: Geen Wolk, Hoe kunst mijn leven redde

Mister Motley, 6 februari 2017

Ik leef nog en mijn lev­en glipt voor­bij als een pot­je patience. Weer een dag, weer een dag. Wat heb ik van­daag gedaan, denk ik in paniek. Was het wel zin­vol? De momenten van de dag laat ik door mijn gedacht­en gli­j­den, als een sno­er kralen, een rozenkrans. En ik probeer ze vast te houden, zin te geven, door alles vast te leggen. In ver­halen en fotoal­bums, in het mak­en van lijst­jes en het vullen van een oude rolodex.
Mijn lev­en = zoon Jan, 6 Dum­my Speaks, 32 Motley’s, tal­loze ver­halen en tek­sten, 10 fotoal­bums en 2 rolodex­en met foto’s en aan­tekenin­gen. Is dat alles op een hoop geveegd genoeg voor mijn bestaan? Of zijn het juist de ont­moetin­gen, de stille momenten, dat wat door de lucht zweeft dan mijn lev­en waarde­vol maakt?’ uit Geen Wolk – Hoe kun­st mijn lev­en red­de, door Hanne Hagenaars.

In het nog te ver­schi­j­nen boek Geen Wolk – Hoe kun­st mijn lev­en red­de wordt het lev­en van Hanne Hage­naars opgetek­end aan de hand van biografis­che ver­halen en voor haar belan­grijke kunst­werken die het lev­en aaneenrijgen.

Geen Wolk

Hes­ke: Helemáál objec­tief is dit gesprek tussen ons niet. We ken­nen elka­ar goed, zijn vrien­den, en het voelt haast onwen­nig om je nu te inter­viewen, om een dictafoon onder je neus te leggen om je lev­en te bespreken. Het lev­en dat we nor­maal iets te luidruchtig in de trein bepreken, of aan jouw tafel met fil­terkoffie uit jouw Beat­rixkoffiemok, omringd door jouw kun­st. Dat gezegd hebbende, voelt het wel alsof ik je nog beter heb leren ken­nen na het lezen van Geen Wolk. Het boek dat straks iedereen kan kopen en lezen. 

Laten we maar gewoon beginnen. Bij het begin. Je jeugd. Wanneer had je voor het eerst een betekenisvolle ontmoeting met een kunstwerk?

Hanne: Ik fiet­ste van de mid­del­bare school naar huis en zag een affiche onder­weg van een ten­toon­stelling van Fie de Fer­rante in de Van Reekum galer­ij. Ik was getrof­fen door het beeld, ik zie het nog voor me, een portret met hele heldere lij­nen. Ik heb me toen bij de redac­tie van de schoolkrant aanges­loten om de kun­ste­naar te kun­nen ont­moeten en werd een week lat­er uitgen­odigd door Fie in haar vil­la aan de Jacht­laan in Apel­doorn. Het was mijn allereer­ste ont­moet­ing met een kun­ste­naar. Als puber vond ik in kun­st het ver­lan­gen naar iets waar­van ikzelf nog niet wist wat het was. In ret­ro­spec­tief weet ik dat het om een ver­lan­gen ging naar een wereld die anders was dan het milieu waarin ik opgroei­de. Bij mij thuis ont­brak het vol­strekt aan iedere vorm van cul­tu­ur. Muziek betek­ende: de radio uit. Er hing geen kun­st bij ons thuis aan de muur. Ik was het buiten­been­t­je van de fam­i­lie en zocht naar een eigen invulling van het bestaan. Die verdieping vond ik in de kun­st en literatuur.’

Vonden jouw ouders dat niet vreemd of ongemakkelijk, moest je die nieuwe invulling verdedigen?

Nie­mand vond er wat van, ik was aan mijn lot overge­lat­en. En dat was prima.’

Onder andere door je jeugd ben je wars van mensen die jou vertellen wat je moet doen, maar ook de pretentie dat je leven door externe invloeden gered kan worden. De ondertitel van je boek is: Hoe kunst mijn leven redde. Uit jouw mond heeft dat gewicht.

Het is dik aangezet omdat ik ervan over­tu­igd ben dat wan­neer je in je lev­en hebt gevon­den wat je écht inter­esseert je beter weet wie je bent. En als je dat weet is je lev­en waarde­voller. Bin­nen de kun­st is een manier van denken opges­loten die je in je prak­tis­che bestaan verder kan helpen. Dat beschri­jf ik bijvoor­beeld aan de hand van drie kun­ste­naars die ieder op een geheel andere manier met schaamte omgaan. Iedereen heeft last van schaamte. Ik heb er in ieder geval veel last van. Niet op alle gebieden; schaamte man­i­fes­teert zich alti­jd waar onzek­er­heid zit. In Geen Wolk bespreek ik de zand­sculp­turen van de Bhutaanse kun­ste­naar Pas­sang Tob­gay, die hij maak­te naar aan­lei­d­ing van iets dat hij in zijn verleden heeft gedaan waar hij zich nu heel erg voor schaamt. In het boed­dhisme zegt men dat je schaamte niet te zacht moet aan­vliegen, gewoon, voor de draad ermee. Het boed­dhisme staat voor een heel mens’ zijn, dus je gebreken mak­en net zo goed onderdeel uit van wie je bent als de suc­cessen die je boekt. Deze opvat­ting spreekt mij aan en heb ik toegepast in mijn boek: met mijn schaamte heb ik korte met­ten gemaakt door de ver­halen gewoon maar op te schri­jven. Straks wordt het boek uit­gegeven en gelanceerd in het Stedelijk Muse­um Ams­ter­dam; al tij­dens het schri­jven voelde ik de opluchting.’

Passang Tobgay

Loop je eerst rond met een persoonlijk thema, zoals schaamte, en zoek je daar kunst bij of vind je kunst die je confronteert en begin je dan te schrijven?

Wan­neer ik me voorneem om een ver­haal te schri­jven over schaamte, dan kom ik bij­na als vanzelf kunst­werken tegen die daarover gaan. Ik denk dat ik een soort mag­neet word voor de din­gen waar ik op dat moment op scherp­s­tel. Het lijken toe­val­lighe­den, maar het heeft te mak­en met een focus. Plot­sel­ing zie je het over­al om je heen.

Een kunstwerk komt je geen pan soep brengen als je ziek bent, of je band plakken als hij lek is. Toch zeg jij dat kunst kan helpen bij allerlei problemen. Voor veel mensen zal dit soort hulp abstract aanvoelen.

Het heeft met de men­tal­iteit van kun­st en kun­ste­naars te mak­en. Door de manier waarop Pas­sang Tob­gay via zijn zand­sculp­turen met zijn diepe schaamte omgaat kun je de kun­ste­naar en zijn kun­st clas­si­fi­ceren als voor­beeld. Meestal zijn kun­ste­naar­sop­vat­tin­gen niet echt gang­baar en wijken ze af van de heersende con­ven­tie. Tij­dens mijn onder­zoek las ik het weer­ga­loos pop­u­laire boek De moed van imper­fec­tie’ van Brene Brown, die mon­di­aal als schaamte­go­eroe wordt beschouwd. Zij adviseert de lez­er om als je iets gedaan hebt waar je je bij­zon­der voor schaamt een vertrouwde vriend op te zoeken om het mee te bespreken. Een vriend die je niet uit zal lachen, af zal wijzen of de rug zal toek­eren, maar je schaamte vol vertrouwen in ont­vangst neemt. Brown geeft een veel prak­tis­ch­er advies dan de kun­st, maar in mijn optiek bli­jft de schaamte op haar manier in stand. Kun­ste­naars zijn veel rad­i­caler in hun opvat­tin­gen en stellen vra­gen bij de wor­tels van het prob­leem in plaats dat ze, zoals Brown, de wild­groei die uit de wor­tels voortkomt proberen te bestri­j­den. Hoewel iedereen soms behoefte heeft aan een klinkklaar antwo­ord is het lev­en nou een­maal gecom­pliceerder. Ik hou van de ver­pak­te vorm waarbin­nen kun­st tegen je praat en vind het een accu­ratere afspiegeling van de realiteit. 

Kun­st hóéft trouwens niet een direct antwo­ord te geven, soms word je sim­pel­weg ontroerd door de schoonheid ervan en is dat al genoeg. Ik wil met dit boek niet het idee geven dat in alle kun­st een antwo­ord schuil gaat, en ook niet zeggen dat kun­st die dat niet heeft niet deugt. Geen Wolk gaat over kun­st die een mogelijke oploss­ing op prob­le­men for­muleert, miss­chien gaat mijn vol­gende boek wel over puur formele kunst.’

Cover van het boek

Geen Wolk heeft een uitzonderlijke samenstelling. Hoe is het opgebouwd?

Het boek is een men­geling van vra­gen die ik mezelf stel, met als rode draad: Wat maakt het lev­en waarde­vol? En zit die waarde in con­crete zak­en, zoals het schri­jven van ver­halen, of uit het zich meer in abstracte ele­menten? In het boek stap je met zeven­mi­jl­slaarzen door mijn lev­en. Ik wis­sel auto­bi­ografis­che ver­halen af met stukken over kunst­werken die dus een antwo­ord geven op de per­soon­lijke vraagstukken. Tussen de ver­halen door zit­ten afbeeldin­gen van de kunst­werken die wor­den bespro­ken en zijn er reek­sen foto’s die ik zelf heb gemaakt, als aan­vulling op de tekst. Een paar klassieke familiefoto’s, onder andere van mijn moed­er, maar niet teveel en vaak vervreem­dend, omdat er bijvoor­beeld een per­soon van de foto is geknipt. Toen mijn uit­gev­er mijn aan­geleverde beelden voor het eerst zag keek hij heel lang en zei hij: Naja, het zijn natu­urlijk niet echt foto’s.’

Hij bedoelde, en daar heeft hij hele­maal gelijk is, dat het geen pro­fes­sionele kun­st­fo­tografie is. De beelden zijn niet bedoeld als losstaande autonome foto’s; ze werken alleen in een reeks en bin­nen de con­text van het boek. Ik heb ontzettend lang gepuzzeld voor­dat de beelden­reeks naar wens was, omdat foto’s intuïtiev­er werken dan tekst. Het moet klop­pen’, ook al is de vol­go­rde niet chro­nol­o­gisch, onl­o­gisch zelfs, en gevoels­matig. In gedacht­en maak ik een onzicht­bare rode draad die stromend moet bewe­gen. Als het stroomt voegt beeld iets wezen­lijks toe.’ 

Toen ik op de academie zat werd me aangeleerd hoe ik naar kunst moest kijken. Dit had nogal een romantische inslag: eerst kijken, zonder voorkennis of context, om te ervaren hoe de kunst je in beweging brengt. Na het kijken mag je het bijschrift lezen. Doe je dat eerder, dan vertroebelt het beeld en de emotie. Jouw boek stelt zo ongeveer het tegenovergestelde. Door alle kennis die je hebt vergaard over de kunstenaars waardeerde ik onbenullig kleine gebaren, omdat jij het verhaal erbij vertelt. Is Geen Wolk ook een pleidooi voor het opnieuw kijken naar kunst?

Bin­nen de manier waarop ik kun­st kijk per­mi­teer ik me gemid­deld veel vri­jheid voor inter­pre­taties denk ik. Hewald Jon­genelis, een beeldend kun­ste­naar, zei ooit tegen mij: Ik kan jou wel uit­leggen waar mijn werk over gaat, maar dan sta jij met mijn beteke­nis in je han­den.’ Hoe Geen Wolk is opge­bouwd is een beet­je para­dox­aal. Enerz­i­jds doe ik exact waar Hewald voor waarschuwt: ik inter­pre­teer, maar wel op een losse en asso­ci­atieve manier waarbin­nen de lez­er zelf ruimte kan innemen deze invulling weer van tafel te veg­en, of anders in te kleuren. Ik hoop dat het boek laat zien dat je kun­st op ontzettend veel manieren kunt bek­ijken, niet enkel bin­nen de con­text van de kun­st­geschiede­nis of het the­o­retisch debat. Mijn redac­teur schreef: Wat ik het leukst vind is dat je de lez­er niet eens zozeer leert kijken naar kun­st, maar doet besef­fen dat je echt kan nadenken over kun­st en wat het bij je oproept.’

Hewald Jongenelis lijkt me ook wel een voorbeeld van een gulle kunstenaar. Er zijn kunstenaars die het minder op prijs stellen dat een boekenschrijver vrijelijk zijn/haar kunst interpreteert en bestempelt als levensreddend.

Dat is zo, maar die kunst­werken komen niet in mijn boek. Alle tek­sten zijn nagelezen door de des­be­tr­e­f­fende kun­ste­naars en ze waren er tevre­den mee. Som­mige kun­ste­naars von­den mijn tekst een heel per­soon­lijke reac­tie op hun werk, maar dat lijkt me wel goed naast de andere ver­halen die al over hun oeu­vre wor­den geschreven. Ik verwacht overi­gens vanu­it de kunst­wereld wel kri­tiek op deze manier van kun­st beschouwen.

In de kun­st heerst nogal een taboe ron­dom het auto­bi­ografis­che, een taboe dat in de lit­er­atu­ur hele­maal niet voorkomt. Ik inter­viewde eens een kun­ste­naar die les­bisch is en zij vertelde dat ze in haar jeugd de codes ron­dom liefde niet begreep. Dat forceerde haar heel goed om zich heen te kijken. Dit ver­haal verk­laarde gro­ten­deels het sub­tiele, autonome karak­ter van de kunst­werken. Na het inter­view vroeg ze me het per­soon­lijke gedeelte niet op te schri­jven. Ik vind dat jam­mer, omdat mensen zich er in kun­nen herken­nen en een dergelijk auto­bi­ografisch gegeven haar kun­st ver­duidelijkt. Kun­ste­naars zijn bang dat hun werk door een auto­bi­ografis­che con­text een­duidig wordt, alsof ze hun lev­en illus­tr­eren, maar bij goede kun­st is dat nooit het geval, omdat kun­st er een abstracte trans­for­matie aan geeft. In alle andere kun­st­dis­ci­plines – muziek, the­ater, lit­er­atu­ur, opera en dans- heerst er geen enkele schroom om het per­soon­lijke als vertrekpunt te gebruiken en daar voor uit te komen.’

Je zegt dat je kritiek verwacht op je boek.

Omdat het boek zo per­soon­lijk is kan ik me voorstellen dat mensen in de kunst­wereld zich tegen deze benader­ing keren, ter­wi­jl ik denk dat het goed is om vri­jheid te nemen bin­nen de mul­ti-inter­pre­teer­baarheid van kun­st. Vri­jheid is van groot belang. Bij het mak­en van kun­st én bij het kijken ernaar. Ik wil met mijn boek de rel­e­vantie van kun­st lat­en zien en om dat te doen neem ik mijn eigen lev­en als voorbeeld.’

Ik zou bang zijn dat wildvreemde mensen lezen dat ik mijn vader geen fijne man vond. Jullie relatie komt vrij expliciet aan bod…

Gek genoeg maak ik me daar niet zoveel zor­gen over. Een paar goede vrien­den hebben Geen Wolk al gelezen en ik merk wel dat zij mij nu beter ken­nen dan ik hen. Ik ben niet zo onzek­er over het auto­bi­ografis­che deel van het boek, omdat ik ervan over­tu­igd ben dat iedereen in zijn lev­en nare din­gen meemaakt, als je erover zwi­jgt bli­jf je er geï­soleerd me opgescheept. Ik denk dat de wereld gebaat is bij meer openheid.’

Voor mijn gevoel leven we in een tijd waarin mensen vrij open zijn. Iedereen deelt zijn persoonlijk leed en mening met de wereld.

Dat klopt, alleen komen die ver­halen vol­gens mij niet tot de kern en bli­jft het vaak bij strooien van com­ments. Toen ik het mis­ter Mot­ley begon voelde ik de noodza­ak kun­st aan het dagelijks lev­en te kop­pe­len, omdat kun­st vooral vanu­it een meer formele of the­o­retis­che hoek werd beschouwd. Nu schri­jven bij­na alle kran­ten en bladen ent­hou­si­as­merende, per­soon­lijke ver­halen over kun­st, wat dat betre­ft is de heden­daagse tijdgeest inder­daad anders en ligt pop­u­laris­er­ing van kun­st op de loer. 

Toch bli­jven veel ver­halen aan de opper­vlak­te.Er valt alti­jd een waanzin­nige stilte’ heet een ver­haal in Geen Wolk dat gaat over twee vrien­den die hun tweel­ing ver­liezen, net na de geboorte. Na zo’n gebeurte­nis valt die immense stilte, omdat nie­mand weet hoe je daarmee moet dealen. Zelf heb ik ervaren hoe lastig het is wan­neer je er niet met mensen over kunt prat­en. Er sluit een imag­i­nair vat; het gesprek ver­stompt. Deze vriend maak­te foto’s van hun veel te vroeg geboren tweel­ing en druk­te ze op groot for­maat af om in het muse­um op te hangen. Mega con­fron­terend en schit­terend tegelijk­er­ti­jd, omdat de beelden ervoor zor­gen dat zon­der het onge­makke­lijke gesprek en de oorver­dovende stilte je toch dat ges­loten vat weer open zet. 

Dit is en heel per­soon­lijk voor­beeld, maar bijvoor­beeld de kun­st van Ren­zo Martens breekt op een andere schaal en met groot maatschap­pelijke engage­ment ook het gesprek open. Het gaat om de zeg­gingskracht van kun­st op de momenten wan­neer het gesprek stag­neert. Ik ken geen andere kun­ste­naar die de mech­a­nis­men die onze wereld bepalen zo tot op het bot analy­seert en ze tot de kern van zijn kun­st maakt’

Voor wie heb je het boek geschreven?

Voor iedereen die van kun­st houdt, of van kun­st wil houden.’

En ook van jou wil houden? ‘Dat hoeft niet per se.’ Tijdens de Friday Night aanstaande vrijdag 6 mei presenteert Hanne Hagenaars haar nieuwe boek Geen Wolk, hoe kunst mijn leven redde. Tijdens de avond leest Hans Aarsman (fotograaf, schrijver) een introductie voor, bespreekt Miek Zwamborn (schrijver, kunstenaar) verschillende delen van het boek en is er een speciale performance van Geo Wyeth (kunstenaar). Vrije toegang met een entreebewijs voor het museum. Voor programma klik hier.

lees meer +
lijn