Ik ben jouw indiaan

Haar ogen als nev­el in Lom­bardie.

In het ver­haal Bedroefde moed­er’ van Car­los Fuentes schri­jf­teen moed­er een brief naar de moor­de­naar van haar dochter. Ze beschri­jft de plaats delict en voor onze ogen doe­men de bergen op waar ver­liefde mensen naar de zon­son­der­gang kijken en de tijd onher­roe­pelijk ver­geten. Ver­tel me eens, waarom was u daar?’ Vraagt de moed­er. Jose Nica­s­io, voor wie de woor­den bestemd zijn, reageert gretig: Ik dank u voor uw brief. Ik had hele­maal niet verwacht dat u zo’n mooi gebaar zou mak­en. Zo oprecht edel­moedig, mevrouw.’ En hij vertelt over het Indi­a­nen­dorp dat hij ver­li­et om kun­ste­naar te wor­den en dat het weg­gaan defin­i­tief bleek te zijn, het dorp kijkt hem meer en meer met scheve ogen aan, en voor zijn nieuwe omgev­ing bli­jft hij een lelijke indi­aan. De moed­er is boos, want ze wil iets over haar dochter horen en geen verzach­t­ende omstandighe­den van zijn kant, maar ik besef dat als ik u schri­jf om u duidelijk te mak­en wie mijn dochter was, ik zal moeten ver­dra­gen wie u zelf bent…’

En zo ope­nen twee lev­ens zich, dat van de indi­aan die ontheemd is en waar verned­er­ing alti­jd aan kleeft, en dat van de dochter, als superieure blanke.

De indi­aan: Onder­aan, mijn plek is onder­aan, alti­jd onder­aan, hoe hoog ik ook klim, ik zal alti­jd onder­aan zijn. En daarom gin­gen mijn mijn han­den omhoog, mijn armen kon­den zich niet beheersen, mijn nagels voelden aan als messen en ter­wi­jl ik haar met geweld smo­orde met liefkozin­gen, kon ik alleen maar tegen uw dochter zeggen: Ik ben jouw indi­aan, ik ben de indi­aan die je in jezelf niet wilt zien, ik dood je niet, ik dood mezelf.”

De moed­er begri­jpt de grotere waarheid die achter zijn woor­den schuilt. Ze begri­jpt zijn ontheemd zijn vanu­it haar eigen geschiede­nis, haar ziel raakt even aan die van hem en ze spreekt ver­vol­gens tot haar dochter: En nu, ter­wi­jl ik hier gehurkt zit voor de urn met jouw stof­fe­lijke resten, zeg ik je dat jij miss­chien de angst niet uit je geweten wist te ban­nen. Dat was de enorme scheur in jouw schit­terende intellect.’

Adem­ben­e­mend laat Fuentes je langza­am maar zek­er begri­jpen hoe de kloof tussen de ver­schil­lende groepen mensen die wel moet lei­den tot onheil. Grote poli­tieke prob­le­men vin­den hun weg in het indi­vidu­ele han­dellen van mensen. In het spoor van aangedaan onrecht wordt het moeil­ijk om de ander nog als mens te zien en lijkt de opeen­stapel­ing van haat niet meer te stop­pen, als een steeds viezere sneeuw­bal die naar ben­den rolt en maar grot­er en grot­er wordt en al het vuil meesleept.

Geen oor­log, geen ruzie is ooit opgelost door met de vinger naar elka­ar te wijzen maar door verzacht­ing in plaats van ver­hard­ing, vergeven en opnieuw begin­nen. Door elka­ars ogen te lenen. Door empathie.

Hanne Hage­naars

Ontwerp: Roos­je Klap