Het Parool
21 juni 2018

Eige­naar: Wilco Tuine­brei­jer (56), psy­chi­ater
Wat: een portret­je in inkt getek­end (2006) en een portret in aquarel (1983)
Van: kun­ste­naar Bun­ny Soeters
Afkomst: Het portret van de jonge man gekre­gen in 1983, het portret­je in inkt in 2006

Mijn jeugd omarmt me mid­dels een aan­tal tekenin­gen hier in huis. In de gang hangt een Rien Poortvli­etachtige weer­gave van Pas­ja, de lieve hond uit mijn jeugd. Bun­ny Soeters, die deze teken­ing maak­te, ken ik al vanaf mijn kinder­jaren, ze was de beste vriendin van mijn moed­er. Twee geschei­den dames die zich bevri­jd voelden van hun lastige man­nen. Bun­ny was a tough cook­ie’, mijn moed­er zachter en onzek­erder. Na haar schei­d­ing ging Bun­ny steeds vri­jer werken. Ik trok veel met haar op, zij was mijn vertrouwel­ing met wie ik lang over serieuze din­gen kon prat­en.
Het portret­je met de kleuren kreeg ik van mijn moed­er en mijn zus toen ik 21 werd. Er is nooit gezegd dat ik het ben, maar door­dat ik er zo veel op lijk voegt het zich toch in de fam­i­liekring. Zo’n serieuze intel­lectuele ado­les­cent, maar dan in heel opgewek­te kleuren.

Bun­ny was met haar werk haar tijd vooruit, vooral met haar losse en scherpe aquarel­portret­ten, maar ze wilde geen energie ver­spillen aan beroemd wor­den. Ze sloot zich aan bij de kun­ste­naarsv­erenig­ing Ars Aem­u­la Nat­u­rae en dat was het.
Het portret­je van mijn moed­er tek­ende ze kort na het over­li­j­den. Ze heeft het spe­ci­aal voor mij gemaakt. Toen ik het pak­je opende zag ik mijn moed­er als jonge vrouw, maar herk­ende ook haar laat­ste lev­en­s­jaren. Vijftig jaren samenge­bracht in één gezicht.
Mijn moed­er had van dat blonde, wijd uit­staande haar dat lat­er veran­derde in zacht gri­js ijz­er­draad. De link­erkant herin­nert aan haar als jonge vrouw, de rechterkant laat de oud­er­dom zien en het lij­den van haar laat­ste lev­ens­fase. Ze accepteerde haar lot. Bin­nen drie maan­den was ze er niet meer, dat was mild gezien de pijn die ze te ver­dra­gen had. De teken­ing heeft ook iets grim­migs, daarin zit het ondraaglijke.
Als ik aan haar denk, zie ik een vrouw die zich voort­durend de vraag stelde of ze het als alleen­staande moed­er wel goed genoeg had gedaan. Ik kon haar maar niet over­tu­igen dat de liefde en de open blik die ze ons had meegegeven niet te overtr­e­f­fen waren.”

Foto’s: Car­ly Wollaert