Ze gaan op reis zon­der een exact reis­doel af te spreken. De reis van het samen­werken. Van te voren werd er veel gespro­ken, niet dat het over­bod­ig was, net als bij iedere reis, het fan­taseren over welke richt­ing je uit zult gaan, wat je mee wilt nemen in je back pack, het is voor­pret maar de reis zelf ontsnapt aan iedere voor­berei­d­ing.
De reis van het samen­werken was een bij­na vanzelf­sprek­end idee, ze ken­nen elka­ar al jaren en begeven zich in het­zelfde gebied, het utopis­che, de boven­wereld en de onder­w­ereld , hemel en hel, ruimtelijkheid en beweg­ingsrichtin­gen.
Het samen bren­gen van hun werken was een kwest­ie van uit­proberen, want je kunt er lang over prat­en maar het avon­tu­ur start ter plekke. waar­bij regel­matig scher­ven vie­len. Karin knipte gat­en in een grote teken­ing van Rob­bie maar dat pak­te niet goed uit. Die stond daar­na zielig langs de kant te wacht­en om als prop in de prul­len­bak te verd­wi­j­nen.
Ze rold­en een teken­ing over de vlo­er uit en rold­en hem weer op. het werk­te niet.
Ze heis­ten een sculp­tu­ur de lucht in lieten het lat­er weer zakken. Het werk­te niet.
Tot alles past en samen­valt, aan­vult en reflecteert.
En zo staan we hier op een nieuwe plek in Hel­mond, een nieuwe plek in de wereld.

Ik ben een ver­stokt verza­me­laar van boeken met een titel waarin het woord won­der’ voorkomt. In De won­deren van het hee­lal’ uit de jaren 30 lees ik: We lev­en in een won­der­bare en prachtige wereld, vol merk­waardighe­den; een wereld hoogst belan­grijk om te begri­jpen, en gevaar­lijk, zo niet nood­lot­tig om ver­keerd te begri­jpen. Een van mijn vrien­den, die op een weten­schap­pelijke zend­ing was ont­moette een ouden Fran­schen priester in een van de meest afgele­gen gedeel­ten van de Rocky moun­tains en kon niet nalat­en zijn ver­baz­ing te tonen. De priester merk­te dit op: U waart ver­baasd mij hier te zien, zei hij. De zaak is dat ik enige maan­den gele­den erg ziek ben geweest. Mijn dok­toren had­den mij opgegeven, eens op een mor­gen scheen ik flauw te vallen en ik dacht dat ik al in de armen van den goe­den god was. Ik ver­beeldde me dat een van de enge­len kwam en mij vroeg: Wel eerwaarde heer, hoe vond u de mooie wereld die u juist ver­lat­en hebt? En toen kwam het bij mij op dat ik, die mijn lev­en lang over de hemel had gepreekt zo goed als niets gezien had van de wereld, waarin ik leefde. Dus besloot ik, indi­en het de Voorzienigheid behaagde mij te sparen, iets van dien wereld te gaan zien, en daarom ben ik nu hier.’

Een jonge archi­tect vertelde me dat hij drie weken op een eiland nabij Schot­land had gebi­vak­keerd, een kaal eiland zon­der enige bouwsel, hij wilde een reset, ervaren hoe de wereld zon­der bek­ende ref­er­en­tiepun­ten zou uitwerken op hem als architect.

Wat is nodig om de wereld te ervaren?
Een leeg hoofd
Open hart
Al je zintuigen

We staan in de Cacao­fab­riek, in een buitenge­woon en onbek­end land­schap, de kun­ste­naar heeft het ver­mo­gen om zich ergens een voorstelling van te mak­en en iets onbek­ends toe te voe­gen aan het bestaande. Om de ons bek­ende wereld uit te brei­den. We kun­nen deze plek ervaren als een reset, om de hemel even te lat­en voor wat het is, en de aarde te gaan ervaren, en dan niet in de rocky moutains maar in Helmond.

In de reis van het samen­werken brengt het zwart brengt alles samen. We lopen hier tussen zwart in alle toon­aar­den. Oscar Wilde ver­bond in 1891 het zwarte kos­tu­um dat men in die tijd steeds meer ging dra­gen met de stad, hij noemde het saai en deprimerend, het uni­form van de metropool. Zwart als de kleur van de stad, het door mensen gemaak­te stuk­je wereld. Dat zwart zie ik hier.
Zwart is de kleur die geen kleur is, het is zon­der licht, niet alleen het negatieve als teken van ontken­ning en ver­lies maar de kleur van the leegte, het onbestemde. En dat is de kleur zwart die hier zweeft.

Er is het zwart van Karin dat me herin­nert aan de omschri­jv­ing van Robert Moth­er­well I tend to think of black much more as thing­ness, like a piece of coal, a piece of paper, a black dress, a black shad­ow.
Zwart als een ding.

En er is het zwart van Rob­bie, waar ook het wit optreedt. Zwart en wit zijn de pro­tag­o­nis­ten. Een duis­tere wereld waar­bij het wit, zoals in de teken­ing van het the­ater, eigen­lijk de essen­tie aangeeft; Een leeg podi­um waar­bij alle ingrediën­ten die de invulling mogelijk mak­en om het lege vlak heen zweven. Niet in het the­ater maar daar­buiten gebeurt het, schelpen­vor­men, Venus, de gelu­iden van de zee. Wit is de open­heid van de ver­beeld­ing. Maar er is ook het wit van de explosie, van een bek­end beeld dat weer wordt opgeroepen, dat ons wakker maakt zodat we niet ver­geten wat er toen gebeurde en zodat we het kun­nen verbinden met de dreig­ing van nu.
Het toe-eige­nen van al die betekenis­sen van zwart, is het eerste kantelpunt.

Naast het zwart is er de beweg­ingsricht­ing.
Hor­i­zon­taal wordt ver­ti­caal, lange velen papi­er vol strepen hangen van boven naar bene­den Een water­val, stralen, regen.
Er is de richt­ing van Karin. Karin reist en sleept van alles mee, of ze nu in Chi­na is, Mon­golië of in Hel­mond, daar gaat ze op zoek mate­ri­aal, ze neemt de buiten­wereld mee naar de plek van de ten­toon­stelling mid­dels de mate­ri­alen, mate­ri­alen die al een beteke­nis hebben, die ze naar haar hand zet. De sculp­turen ken­nen een invloed van buiten naar bin­nen. Haar sculp­turen zetten de bezoek­er in beweg­ing. Dwal­end door het labyrint van zwarte objecten, hangend, staand, zwevend, roepend vra­gend, spu­gend, eindig je bij een muur, een vlak, bij de teken­ing van Rob­bie.
Je stopt, en stil kijk je de diepte in, naar 1 beeld, gecon­cen­treerd, als een waarne­mer, Het doet me denken aan de film Le sang d’un poète van Cocteau waar de pro­tag­o­nist let­ter­lijk door een spiegel stapt en in een ander uni­ver­sum terecht komt, herken­baar, een vlo­er muren een pla­fond, maar wel een waar hij over het pla­fond kan lopen.
De teken­ing gaat de diepte in, je kunt er ingaan, achter het vel papi­er gebeurt het. De ingrediën­ten van de teken­ing wor­den in de beweg­ing door de wereld verza­meld en het in hoofd meegenomen naar het ate­lier. De dwaal­tocht tussen de objecten maakt het stil­staan voor de teken­ing nog span­nen­der, lopen , stop, kijken, lopen , stop kijken. Het kan­telpunt van het fysiek ervaren naar het stil­staan om je mee te lat­en slepen de teken­ing in. Je lichaam stopt je geest reist verder. Zoals in het the­ater, waar je onbe­weeglijk in en stoel zit en je mee laat nemen door de voorstelling. Je gaat het Dogen­paleis, bin­nen, waar hemel en aarde zijn omge­keerd, de hemel zwaar aangezet, de aarde is licht, een kantelpunt

Karin heeft voor het Dogen­paleis een aure­ool gehangen, een ronde vorm van dunne draden, lij­nen naar ben­den, een zwevende teken­ing. Nu gaat de teken­ing naar bin­nen en naar buiten. Hier komt het samen. Net als de muren met de pro­jec­tie van rasters, spe­ci­aal ges­e­lecteerd voor deze expo, abstracter, Onder je ogen vormt zich een wereld, de plat­te­gron­den teke­nen zichzelf, bron­nen wellen op, een turn­er zwiept over de muren heen. Je oog mengt ze met spinachtige kroon­luchters die dreigend hun schaduw wer­pen. Par­adise lost, je weet niet waar je bent. Een vakant­ie­ganger is op zoek naar het paradi­js, dat valt alti­jd tegen, in plaats van uitzicht op een blauwe zee zie je een par­keer­plaats of beland je in een souterrain.

Een reiziger kan over­al terecht. In zijn eigen straat, in de Rocky Moun­tains en hier in de ten­toon­stelling. Over­al is een kan­telpunt, een reset mogelijk. Rob­bie maak­te de explosie spe­ci­aal voor deze ten­toon­stelling, een exper­i­ment met een kern­bom. dreig­ing van de wereld, De ele­menten komen samen, een wolk, donkere wolken, 

De andere teken­ing: Par­adise lost. Velden, flats, wolken, een regen­boog. De aarde, de hemel, de hel (met raster) zijn vaste plekken in zijn tekenin­gen. Zijn het de armen van de goede god op aarde, de engel die je vraagt of je wel intens genoeg hebt ervaren? Karin schi­et de hoogte, duikt de diepte in , zwevend en duik­end. Een eerdere ten­toon­stelling heette born in a bal­loon’, Ik las dat tij­dens de allereer­ste bal­lon­va­arten. Aero­naut­en, vaak niet beseften of ze voor­ruit gin­gen of stil in de lucht hin­gen, hoogte won­nen of aan het afdalen waren. Ze gooiden dan een hand­vol veren in de lucht , die ofwel omhoog dansten ofwel omlaag.

De eerste mens die ooit in een bal­lon omhoog voer J.Charles sprak: I could hear myself liv­ing.’ Zo lopen we hier door het zwartige onbek­ende landschap.

Als ik spring, zal ik dan wegvliegen of vallen?’ dichtte Pieter Boskma en dat is de vraag die boven deze exposi­tie zweeft.