2021

Barend San­ten (57), advo­caat, en Mar­i­anne Coolen (58), office man­ag­er
Pla­fond­schilder­ing, 2016
Medeschilder: Job Wouters

Barend en Mar­i­anne:
Dit huis is door archi­tect Chris­ti­aan Rapp gebouwd in opdracht van de vad­er van Barend. In het jaar dat hij zeventig werd kocht hij een kav­el in het Oost­elijk Havenge­bied waarop je zelf mocht bouwen en gaf ver­vol­gens de archi­tect de vri­je hand. Barend’s oud­ers zijn er echter nooit zelf gaan wonen en toen zijn wij er met onze drie kinderen ingetrokken.
De won­ing vol­gt de vorm van een staande let­ter H met op zow­el de begane grond als de boven­ste verdieping een kaarsrecht pad dat het huis van voor naar achter in tweeën splitst. Dus als wij boven naar onze slaap­kamer wilden, moesten we alti­jd dat ganget­je buiten over­steken, weer of geen weer. We hebben dat enkele jaren gele­den, tegen de zin van de archi­tect, toch deels dicht lat­en mak­en.
Rapp leende de woor­den van archi­tect Schmit­then­ner om zijn eigen houd­ing te ver­duidelijken: Ik ver­tel niets nieuws, hoo­gu­it miss­chien wat ver­geten is.’ (1) Het gaat hem dus niet om loze vor­men zon­der inhoud die tegen­wo­ordig opgeld doen. Het huis gaat uit van archi­tec­tonis­che principes, waar je als bewon­er maar mee hebt te lev­en.
We kenden Gijs via de kun­ste­naar­splek W139, waar hij toen directeur was, en op aan­raden van kun­ste­naar Ad de Jong bezocht­en we zijn galerie en lieten daar alles uit de kast trekken. We namen een schilder­ij mee op zicht, maar bracht­en het weer terug omdat we het jam­mer von­den dat het beeld zo abrupt stopte bij de ran­den van het doek. Het werk van Gijs is gebaat bij een grot­er gebaar en iedere keer als we Gijs tegen het lijf liepen, sprak­en we over een opdracht voor een muurschilder­ing. Toen het er ein­delijk echt van kwam, bedacht­en we dat het pla­fond tussen de keuken en de woonkamer op de eerste verdieping, het hart van het huis, de ide­ale plek was. Gijs stelde voor om het pla­fond te marmeren maar wij wilden graag een ver­hal­ende voorstelling over het Oost­elijk Havenge­bied als eerbe­toon aan Barend’s vad­er. Op het laatst vroe­gen we Gijs om een man in een kano toe te voe­gen, dat is dus de vad­er.
We hebben ons enorm bemoeid met de invulling van het werk. Zow­el het verleden als het heden van dit gebied moest er in terugkomen, eve­nals een deel van de huizen­rij zelf. Steeds stelden we ons de vraag of het voors­tel van Gijs echt klopte met wat we voor ogen had­den. Zo zagen we op de schets een mod­erne kraan en gaven aan dat we een oude kraan (zoals nog op KNSM-eiland te vin­den) met die robu­uste vorm sprek­ender von­den; liev­er niet zo’n schip met drie bergen zand maar iets met meer ver­beeld­ingskracht. Ja, we waren echt lastig.
Onder­tussen vroe­gen we ons wel degelijk af of we niet te veel raak­ten aan de artis­ticiteit van de kun­ste­naar, al kre­gen we niet de indruk dat we Gijs in de weg zat­en met onze vra­gen en voorstellen. Voor Gijs was die bemoeie­nis ook nieuw en inter­es­sant en hij kwam steeds met nieuwe schet­sen. Maar we had­den natu­urlijk wel dit huis en het opdracht­gev­er­schap van Barend’s vad­er als voor­beeld: door de archi­tect alle vri­jheid te geven kon dit huis zo eigen­zin­nig wor­den. Regel­matig sloeg ons de angst om het hart dat we het pro­jekt de mid­del­maat in zouden prat­en. Vooral Mar­i­anne kwam echt in con­flict met zichzelf over al onze inmeng­ing. Maar het was een opdracht en met name Barend dacht: dan wil ik ook mijn invloed lat­en gelden’.
Zo’n schilder­ing is als een tatoeage in je huis en dat is beangsti­gend: je moet maar hopen dat het goed uit­pakt. Je kunt het niet meer wegzetten of omruilen.
Samen met Job Wouters ging Gijs drie dagen aan de slag om op keuken­trap­pen het pla­fond in lagen te beschilderen. Regel­matig lagen ze lan­guit op de vlo­er om het resul­taat te bek­ijken.
Dankz­ij de kwaliteit­en van Gijs is het een prachtige schilder­ing gewor­den. Het is hem gelukt om de ruimte te vullen alsof het zo hoort. De hand van Gijs is heel zacht en transparant en dat maakt het geheel organ­isch en luchtig.
Als je nu naar de pla­fond­schilder­ing kijkt, dan zie je als eerste de abstracte onder­grond: het patroon van het kabbe­lende water aan de ran­den, dan de bebouwde laag en het mid­den­stuk, en daarin kri­jgt de fig­u­ratie een plek. De opbouw is heel sterk en rit­misch. Daar­door maakt het niet wezen­lijk uit of de geschilderde kraan oud of abstract is, maar voor ons heeft het door die spec­i­fieke details wel een extra beteke­nis. De werke­lijkheid is opengeklapt en gestapeld als in een mid­deleeuwse voorstelling.
Ook de schilderin­gen van Gijs gri­jpen terug op kwaliteit­en van het verleden, ook voor hem geldt het cre­do: Ik ver­tel niets nieuws, hoo­gu­it miss­chien wat ver­geten is’.
Door onze betrokken­heid wer­den we ook medeplichtig. Als de schilder­ing met of ondanks onze bemoeie­nis heel anders was uit­gevallen dan we hoopten, dan had­den we dat geac­cepteerd. Maar iedere keer als we boven komen voelt het als een warme omhelz­ing.
Wat ons betre­ft is het nu onderdeel van de archi­tec­tu­ur en als we ooit vertrekken, dan moet de pla­fond­schilder­ing bli­jven. Barend zou er als advo­caat het lief­st een ket­tingbe­d­ing voor opstellen, zodat de schilder­ing van kop­er op kop­er behouden bli­jft.

(1) prof.dr. Bernard Colen­bran­der, Het huis zon­der eigen­schap­pen, uit­ge­spro­ken op 12 mei 2016 Tech­nis­che Uni­ver­siteit Eindhoven.