mister Motley
december 2018

Hen­ge­lo is voor jou, Hen­ge­lo ligt aan je voeten!”Aan de voeten van Jacque­line de Jong. Ze werd er geboren, groei­de erop, bracht er een gelukkige jeugd door bij kun­st verza­me­lende oud­ers, waar beroemde eigen­ti­jdse kun­ste­naars op de koffie kwa­men. Ze was er rebels, had geen zin meer om naar school te gaan en vertrok naar Par­i­js om bij Dior te gaan werken en een toneelo­plei­d­ing te vol­gen. De oor­logs­jaren bracht ze echter met haar moed­er door in Zwit­ser­land. Terug in Ned­er­land, eerst in Ams­ter­dam en dan weer naar Hen­ge­lo, moest ze zich de taal opnieuw eigen mak­en.

Hen­ge­lo est à vous was de weer­ga­loze titel van haar exposi­tie in 2012, in Akkuh in Hen­ge­lo. De titel ver­wees naar een brief die schri­jver Guy Debord haar 52 jaar gele­den schreef, waarin hij met de woor­den La Hol­lande est à vous” haar toe­lat­ing tot de sit­u­a­tion­is­ten beves­tigde, nadat hij de Ned­er­landse sec­tie had opge­heven omdat twee leden de opdracht een kerk te bouwen had­den aangenomen. La Hol­lande est à vous” schreef Debord haar en ze vond het geweldig.Ze vond het geweldig, toen. Maar de titel is in 2012 vol spot naar die brief van des­ti­jds, en ook vol zelfspot, eerst heel Ned­er­land, nu een stad in Twente. Maar de tri­omf was voor haar. Dubbelzin­nig en vol ironie liet de Jong zien dat zij nog steeds de speelse geest van de beweg­ing in zich draagt, meer dan de starre lei­der die tot in het absurde bleef excom­mu­niceren. Het verdeel en heers dat besloten lag in deze gift van Debord ket­ste ze met deze titel alsnog terug. A vous Debord, à vous!

Jacqueline de Jong, Le professeur Althusser en étranglant Madame Nina K. (janvier 1981), olieverf op doek, 1981. Collectie Museum Arnhem

Het was een wat frag­men­tarische ten­toon­stelling, een klein overzicht. Het schilder­ij Pro­fesseur Althuss­er en étranglant Nina K. (1981), in 2003 aangekocht door muse­um Arn­hem, was daar te zien. Grote felle en wilde doeken, en op de grond lagen keramieken aar­dap­pels. In een aparte ruimte hin­gen de intense kleine schilder­i­jt­jes die ze maak­te van het sterf­bed van haar man Tom Wey­land en die in een wolk opge­hangen een eigen uni­ver­sum vor­m­den. Zo per­soon­lijk en zo intiem neemt het een unieke plek in haar oeu­vre in. Tij­dens de laat­ste twee dagen van zijn lev­en maak­te ze con­tinu, op de sec­onde, een foto. Al wist ik toen niet dat het einde zou komen, het was een bezw­er­ing, ik wilde hem in lev­en houden. Het schilderen daar­na een ver­w­erk­ing, miss­chien om het afscheid in gang te zetten, het onvermijdelijke.”

Tentoonstelling 'Hengelo est à vous'

Wat ik me herin­ner is het klop­pend hart dat ritme in de schilder­i­jen brengt, en adem­loosheid, opge­jaagd om nog meer te beleven. Die heftige toon doet denken aan de woor­den van Ken­neth Gold­smith waarmee hij de impuls van het Int. Sit­u­a­tion­niste (I.S.) beschreef: Being pulled by intu­ition and desire, not by oblig­a­tion and neces­si­ty.” Het Int. Sit­u­a­tion­niste waar ze zich twee jaar inten­sief in onder­dom­pelde en dat de ziel bleef van al haar werk.Ze ont­moette Guy Debord voor de eerste keer in Ams­ter­dam, in het Stedelijk Muse­um waar ze werk­te, maar ze leerde hem beter ken­nen in sep­tem­ber 1960, op het vierde con­gres van de Int. Sit­u­a­tion­niste, waar ze met Asger Jorn, haar geliefde, mee naar toe was gegaan. Ze werd geac­cepteerd als lid, en hoorde bij de klup die de maatschap­pij wilde veran­deren door haar te ontrege­len. Om te ontsnap­pen aan de tred­molen van een saai en geset­teld lev­en in de passieve con­sump­tiemaatschap­pij zou de dérive uitkomst bieden. In plaats van iedere dag dezelfde route te nemen van huis naar werk en omge­keerd kon je je ook mee lat­en voeren door de stad zelf. Die over­gave aan het dwalen door strat­en en zijs­trat­en zou je naar onbek­ende plekken bren­gen, naar de indus­triële ran­den, de buiten­wijken waar gas­tar­bei­ders woon­den. Je zou de tegen­stellin­gen ervaren. Al die gewaar­wordin­gen zouden je onver­mi­jdelijk uit het keursli­jf van de brave burg­er persen en even onver­mi­jdelijk zouden kri­tis­che vra­gen over de con­di­ties van het lev­en in de stad en maatschap­pij opdoe­men. Hoe lagen de ver­houdin­gen tussen al die bewon­ers? Het visioen was de cre­atieve, spe­lende mens, vrij van werk en vrij van gren­zen. Op de psy­cho-geografis­che kaart wor­den de ervarin­gen van een dérive getek­end als een car­tografie van wensen, ver­lan­gens en mogelijkhe­den. Lev­en is schep­pen, veran­deren, door trans­formeren, een keten van gebeurtenissen.

Nu is het de grote Debord, maar hij flikkerde ze er gewoon uit. Debord was een raar mannetje. Uitermate intelligent en ook wel charmant en geestig, maar ook een napoleontisch tirannetje.

Guy Debord, de grote voor­man van het Int. Sit­u­a­tion­niste, de beweg­ing die streeft naar een vri­je mens eiste absolute gehoorza­amheid aan de door hem neergezette lij­nen. Toen de I.S. zichzelf in 1972 ophief waren er van de totaal 70 leden nog maar twee over. Ook Jacque­line werd al snel weer uit de beweg­ing gezet. In 59 had ze de Gruppe SPUR leren ken­nen en ze voelde zich thuis bij deze jonge mensen, expressief en rad­i­caal. Voor hun ten­toon­stelling in Essen namen ze geza­men­lijk de hele ruimte onder han­den, een totaal­si­t­u­atie in verf. Lat­er werd het tijd­schrift van Gruppe Spur door de Beierse poli­tie in beslag genomen en ze wer­den ver­vol­gd wegens blas­femie. Debord zette ze onmid­del­lijk uit de groep en Jacque­line was sol­idair met hen.“Nu is het de grote Debord, maar hij flikkerde ze er gewoon uit. Debord was een raar man­net­je. Uiter­mate intel­li­gent en ook wel char­mant en geestig, maar ook een napoleon­tisch tiran­net­je.” verk­laart Jacque­line in 2017.The Sit­u­a­tion­ist Times In mijn boekenkast staat een dik boek over het Labyrint, uit 1982, 492 pagina’s. Ner­gens wordt The Sit­u­a­tion­ist Times genoemd maar toch zou je deze dikke cat­a­lo­gus kun­nen zien als een nette, herziene ver­sie is van The Sit­u­a­tion­ist Times, num­mer 5, over het labyrint. Z’n tijd ver vooruit, wil ik maar zeggen.Op dezelfde plank staat de dubbeldikke Par­al­lel Ency­clo­pe­dia’ van Batia Suter, een boek met enkel beelden waarin de ene vorm wordt opgevol­gd door een gelijk­ende, net iets andere vorm. Zo rollen de reek­sen mutan­t’s’ over de pagina’s, tijd en plaats vrij door elka­ar gemixt. Een waardi­ge opvol­ger van The Sit­u­a­tion­ist Times, als een ency­clo­pe­die van vormen.Nadat ze uit de beweg­ing van de sit­u­a­tion­is­ten was ver­wi­jderd begon De Jong een tijd­schrift, dat ze in 1961 al had aangekondigd om het Franstal­ige Bul­letin de l”I.S. en het Duitse Spur aan te vullen, met de provo­cerende titel The Sit­u­a­tion­ist Times; Het woord Times (en de typografie) is ontleend aan The New York Times een fan­tastis­che titel door z’n ambitie en het spel met het begrip tijd.

The Situationist Times

Het was een ver­rassend exper­i­menteel kun­ste­naarsti­jd­schrift waarin de geest van Sand­berg en van Arthur Lehning’s i10 doorklinkt en dat in z’n speelse opzet alle regels over­bo­ord gooit. Tek­sten in het Engels, Duits, Frans of Ital­i­aans (‘Edi­tion Inter­na­tion­al’ staat er luid en duidelijk op de cov­er) wis­se­len elka­ar broed­er­lijk af, soms handgeschreven, soms met doorhalin­gen op ver­schil­lende soorten papi­er en bomvol afbeeldin­gen die er zon­der grid zijn ingeplakt.

Ieder num­mer is als een dérive langs beelden, tek­sten en gedacht­en, een onder­zoek naar het the­ma maar vol onverwachte wendin­gen, want waarom zou je logisch willen zijn? Voortge­dreven door Being pulled by intu­ition and desire, not by oblig­a­tion and neces­si­ty” of zoals De Jong het for­muleerde: The review was found­ed on a desire for free­dom, com­bined with great generosity.”Het eerste num­mer plaatst meteen de naald­hak van een ele­gante pump op de pijn­lijke plek van de Sit­u­a­tion­is­tis­che beweg­ing: I launched the review with the sole objec­tive of com­ing to the Spurist s aid, while at the same time reg­is­ter­ing my oppo­si­tion to Debord, who had exclud­ed them.” Terugslaan onder deze titel, wat een ver­rukke­lijke uithaal naar de grote lei­der. I am proud you call us gang­sters, nerver­the­less you are wrong. We are worse, we are Situationists.”Asger Jorn zet zijn the­o­rie Com­pendi­um Pour la Form uit 1957 hier om in een reeks par­al­lelle beelden. Het derde num­mer pakt dat verder op en neemt de inter­lace als the­ma. Num­mer 4 heeft het Labyrint als onder­w­erp, de mod­elplek om te dwalen, en te verd­walen. Het begint met 8 pagina’s uit­leg over topolo­gie, de veran­der­ing in vor­men, en het bevat een kleine tekst van Kaf­ka, van James Joyce, een brief uit Zagreb van Peter Schat, die werk­te aan een opera over het labyrint, uit­leg over Das Him­mel und Holle­spiel, een gevouwen mod­el van papi­er die je met je vingers opent of sluit, blauw (voor lucht) en rood (voor de hel). Ze schrikken ook niet terug voor een wiskundi­ge for­mule. Verder een overvloed van labyrin­ten, door tijd en cul­turen heen. De cul­turele topolo­gieën’ tonen de trans­for­matie van een dool­hof in een lange sliert beelden die start met een spi­raal op een slakken­huis­je, op de buik van Ubu Roi tot het houten pla­fond in Palaz­zo Ducale in Man­tua en Char­lie Chap­lin in een spiegelpaleis. 

Topolo­gie bestudeert de ver­vormin­gen van een voor­w­erp of ruimte die ontstaan door een object te strekken, buigen, rekken en plooien naar een nieuwe vorm. Topolo­gie heeft betrekking op con­tin­uïteit en veran­der­ing. Trans­for­maties, omvor­men, her­schep­pen, het doet denken aan de uit­spraak van Asger Jorn in 1959: Wees mod­ern. Bewaar jul­lie herin­ner­in­gen maar ver­draai ze, zodat ze in jul­lie tijd passen. Waarom het oude ver­w­er­pen als wij het met enkele penseel­streken kun­nen mod­erniseren? Verdraai!”Het num­mer over flip­perkas­ten is niet meer ver­sch­enen. De Jong had het mate­ri­aal al verza­meld maar een fraud­uleuze dis­trib­u­teur liet haar met onbe­taalde rekenin­gen zitten. 

De flip­perkast was pop­u­lair in Frankrijk. In 1951 fan­taseer­den Debord and Wol­man al over een flip­perkast waar­bij het opflikkeren van de lam­p­jes en de route van de ballen een meta­grafis­che ruimtelijke com­posi­tie’ zouden uit­teke­nen met als titel Ther­mal Sen­sa­tions and Desires of Peo­ple Pass­ing by the Gates of Cluny Muse­um Around an Hour After Sun­set in Novem­ber. Ze lieten dit idee weer varen want eigen­lijk func­tion­eerde Par­i­js zelf al als een flip­perkast die zijn gedes­oriën­teerde bewon­ers van het ene obstakel naar het andere duwde.

Links het werk Kroniek van Amsterdam

Dag­boek­w­erkenIn de peri­ode dat Jacque­line de Jong samen met Hans Brinkman op een krappe zold­erkamer in Ams­ter­dam woonde leek het prak­tis­ch­er om klein­er werk te mak­en. Twee schilder­i­jen klapten dicht tot een soort diplo­matenkof­fer­t­je, hand­ig mee te nemen tij­dens de reizen tussen Ams­ter­dam en Par​i​js​.De Kro­niek van Ams­ter­dam kent sub­ti­tels als All fur­nished by a dilut­ed vic­to­ry, Na vier uur geven de bomen zich pas pri­js of Beach boys and girls on a bloody Sun​day​.In het dag­boek links staan de onnozel­he­den van het alledaagse lev­en neergekrabbeld. We hebben net een bad­kuip — Ik heb een kater — Last day of my 32, well I am get­ting old by now — Got a Flip­per (pinnbal machine) called Home­train­er Gau­cho, am so hap­py with it​.De getek­ende scenes op de rechterkant zijn eigen­lijk even alledaagse: een liefdeskop­pel, verkracht­ingss­cènes, the black move­ment, sport. Mas­tur­batie. De eerste grill oven. Homo-ero­tis­che scenes. In het land waar het lev­en zoet is laat een molen zijn wieken rustig draaien. Hon­den lopen met een penis weg. Er is veel vrouwon­vrien­delijkheid. Veel vrouwenglam­our. Een flip­perkast, veel flip­perkas­ten. Mijn werk is niet biografisch”, verk­laart De Jong. Ze toont de wereld zoals ze hem waarneemt. Een onvri­je wereld, een wereld in benauwde hok­jes: het fem­i­nisme dat alleen tuin­broeken duldt en geen mondaine jurken en hoe­den. Ook de lol van erotiek wordt door de vrouwen­be­weg­ing niet echt omar­md. De wereld is vol tegen­stri­jdighe­den, geweld en liefde, erotiek, alles is onderdeel en vin­dt naast en onder elka­ar plaats. De Kro­nieken van Ams­ter­dam zijn een kran­ten­ver­haal naast een dag­boekver­haal. Het één heeft met het ander te mak­en want er is maar één optie, en dat is door­leven. Het lev­en in een boze wereld, vieren in al z’n onvoor­spel­bare glo­rie, tot het moment dat het mogelijk niet meer kan. En dat moment is alti­jd om de hoek, alti­jd dicht­bij en mogelijk.