Mister Motley
24 november 2015

The whole world glows inside your eyes.’ Dat is zo’n beet­je wat haar steeds gebeurd als ze op straat loopt, met haar dochtert­je fietst, doel­loos rond­slen­tert of in de trein naar buiten kijkt door de meestal met vuil besmeurde ramen. En dat is zo’n beet­je de kern van haar werk, dat moment waarin je ineens wordt opge­zo­gen door iets wat je waarneemt, een sec­onde miss­chien waarin je even wordt opgetild, niet eens alti­jd door de schoonheid van iets, alles kan mooi zijn, maar door de ontroer­ing van wat is’.
Dat spe­ciale gevoel waarin je even loskomt valt samen met het pure waarne­men, nog zon­der een naam te verbinden aan wat je ziet, zon­der het denken toe te voe­gen. Je ziet de kleuren van de herf­st, de reflec­tie in het water, een witte jas van met een harige struc­tu­ur. Enkel kleur en vorm, en dat besef dat de wereld om je heen bestaat zon­der dat jij daar invloed op kunt uitoe­fe­nen door het te benoe­men of te cat­e­goris­eren. Die boom is er, los van jouw blik en onafhanke­lijk van welke naam je hem geeft. Even val je samen met wat is’.

In haar galerie Tegen­boschvan­Vre­den keek ik intens naar haar schilder­i­jen. Gouden strepen vallen naar bene­den tegen een roze achter­grond. Het lijken aren, grashal­men. Het is moeil­ijk te accepteren dat het gewoon verf is, een sen­satie, want je bent er zo aan gewend om er een voorstelling in te pro­jecteren. Streken en veg­en van goud die aan de bovenkant van het werk een leegte achter­lat­en. Dan kijk ik naar het groen van een diepzee, alles beweegt zacht­jes heen en weer, lijkt het, een streng groene water­planten waar stuk­jes van loslat­en die langza­am weg­dri­jven. Roze mengt zich met groen. Alles is stil en alles beweegt. Verf.

Evi groei­de op in de zuidelijke stat­en van Ameri­ka, in een Ned­er­landse vri­jzin­nig gere­formeerd gezin. Het geloof stim­uleerde om de schep­ping in al zijn aspecten te waarderen en om het com­plexe en onbe­gri­jpelijke geheel te aan­vaar­den. De ver­halen van Evi wijken dan ook totaal af van ons clichébeeld van een gere­formeerd gezin, de doem en rechtli­jnige strengheid zijn ver te zoeken.
Het was een wilde boel bij ons, veel rarigheid. Iedereen woonde ver van elka­ar en dat gaf een sterk gemeen­schaps­gevoel. Mijn oud­ers trokken eropuit om anderen te helpen, vanu­it het idee dat je als een goed mens moest lev­en. Als kind zag ik veel vreemde din­gen, maar als je jong bent is alles nor­maal, dat is sim­pel­weg de wereld die je kent. Je hebt nog geen nor­men die bin­nen sluiten of uit­sluiten. Een meis­je dat in een ver­vallen houten huis leefde. In Church Street woon­den de zwarte mensen, zo’n man die de hond had geleerd om bier uit de koelka­st te halen en vloek­te op zijn vrouw. Ieder kiest een eigen manier van lev­en en zo ont­dek je dat er veel manieren mogelijk zijn. We waren een vrolijk gelovend gezin. Mijn vad­er had de sleu­tel van de kerk, hij vond het leuk om met ons naar bin­nen te gaan en in die stille kerk op het orgel te spe­len. Wij dansten als kinderen op de muziek in het gang­pad van de kerk. De dom­i­nee woonde ernaast en vond het oké.’
Juist als je opgroeit in een omgev­ing met veel ver­schillen leer je rel­a­tiv­eren. Mijn moed­er had wel vooro­orde­len, ook in hoe wij moesten zijn, zoals alti­jd iets afmak­en waar je aan begonnen was, bepaalde schoe­nen dra­gen. Ik begreep deze regels vaak niet, waarom moest ik dat doen? Ik zag zoveel andere mogelijkhe­den om me heen.

Tot m’n zes­de woonde ik in Alphen aan de Rijn, van de ene dag op de andere ver­huis­den we naar een heel ander lev­en. Deze veran­derin­gen mak­en het lev­en er niet een­voudi­ger op maar wel rijk­er en voller. Een besef van mogelijkhe­den, dat mensen zo ver­schil­lend kun­nen of moeten lev­en en tegelijk­er­ti­jd dat de essen­tie ook weer het­zelfde is. Het was een heen en weer gaan tussen ver­schillen en overeenkom­sten.
Mijn vad­er vertrok regel­matig als zen­del­ing naar Haïti om daar de aller­arm­sten te helpen en nam mij mee. Als je ooit een kind met honger in je armen hebt gekoes­terd, dan bli­jft dat alti­jd bij je. Ik weet dat die honger er is, ergens op de wereld. Door mijn jeugd heb ik een scherp besef van het gelijk­ti­jdig wel en niet weten. Via het inter­net komt er voort­durend ken­nis en infor­matie naar je toe. Ik kan het nieuws met zijn indrin­gende beelden moeil­ijk loslat­en. En het nieuws laat alti­jd de slechte kant van het lev­en zien. 

Mijn kun­st zie ik als mijn bij­drage aan deze wereld. Als je werk maakt dat ellende toont, dan ver­sterk je die negatieve kant. Een schoonheid teweeg bren­gen die kan troost­en; als tegen­wicht kan dienen voor de rotte appels op de wereld. Schoonheid ervaren maakt je gelukkiger. Het brengt geluk. Het sim­pel­weg zien van het licht, de gebouwen, natu­ur, dat recht­streeks naar bin­nenkomt, dat ervaar ik als een won­der.
Maar mensen kijken vaak slecht. Mensen zijn steeds meer zen­ders gewor­den, ze hebben sterke menin­gen en dra­gen dat uit. We zijn uit­ge­groeid tot denkers en filosofen en lev­en vanu­it ons hoofd. Door al dat leren en die ken­nis hebben we het zui­v­ere ont­van­gen ver­leerd. Het opgroeien in de natu­ur helpt om de wereld om je heen bin­nen te lat­en komen, om enkel te kijken en te ont­van­gen. Take a pic­ture with your mind’, zei mijn moed­er vaak.
Maar als je die ken­nis, die gedeelde begrip­pen en gedacht­en laat vallen dan is alles er nog. De wereld bestaat onafhanke­lijk van onze invloed en categorisering.

We com­mu­niceren en dan denken we dat die gedeelde, gecom­mu­niceerde wereld de echte wereld is. Maar dat is wat wij op de wereld plakken. Dat is onze toegevoegde laag. Bijvoor­beeld: we geven de kleuren van de plas­tic bak­jes bij Blokker namen, fuch­sia, mint­groen, turkoois en verbinden er een oordeel aan. Het is mooi of lelijk, dat varieert. Maar kun­st over­schri­jdt deze sim­pele laag van smaak en benoe­men. Voor mij is het een onder­zoek naar het pure ervaren.
Ik kan niet anders dan een stuk­je van alles’ schilderen. En meer dan wat anders schilder ik enkel het zien’, een heel klein klik­je. Dat moment dat ik iets zie, en dat bij mij dat gevoel teweeg brengt, als een open­bar­ing en inspi­ratie. Enkel het zien,niet het herken­nen. Daar komt niets spir­itueels bij: je bent mens, je bestaat, je kijkt. Het besef van iets grot­ers dan wat je zelf bent, dat er iets buiten jezelf is, het accepteren van het niet begrijpen.

In mijn werk begint het met zo’n moment. Bijvoor­beeld de plan­t­jes in de tuin, de dikke groene vor­men van een heg, vuur­w­erk dat uiteenspat, de reflec­tie die ik door het raam zie in de kamer van de buren. Dan maak ik een foto als uit­gangspunt, die foto heeft eigen­lijk niets van doen met het moment van ervaren, maar het is een begin­punt. Er is nog geen oploss­ing. Ver­vol­gens begint het broe­den, het puzze­len. Hoe breng ik die sen­satie weer op het doek, dat heb ik dan als prob­leem in mijn hoofd. Ik ga het beeld overtrekken, ik maak een teken­ing, ik ga de teken­ing weer overtrekken met car­bon­pa­pi­er, dan weer verder, ik neem een stuk­je ervan. Het pro­ces kan dagen tot maan­den duren.
Ik keek de kamer van mijn buur­man bin­nen tij­dens de schemer­ing. Als de zon door dat oude glas heen schi­jnt komen er vlekken op de rode muur van deze kamer. Het ginkgob­lad aan de boom zorgde voor zwarte vlekken. Met de foto als basis werk ik steeds verder en verder. Een voorstelling van rood op zwart. Ik wilde dat het rood licht gaf, feller zou zijn. Vier maal heb ik het geschilderd voor het goed werd.

In het mak­en kristallis­eren de vor­men zich uit, ze wor­den steeds zelf­s­tandi­ger als tekens en tussen­ruimten. Een foto van de reflec­tie van de ginkgo­b­oom was uit­gangspunt, het is geen ver­tal­ing van wat ik zag, maar alle gedacht­en er uit wegge­lat­en.
Het is voor mij een won­der dat de schilder­i­jen zo op elka­ar lijken omdat ik steeds zo in de war ben van hoe het zou moeten. Ik voel dat er niet een manier is die juist is, het is com­plex en daarom is ieder schilder­ij een nieuwe zoek­tocht.
Unend­ing bril­liance of light like drops of fire through the world.
Speech­less. Incom­mu­ni­ca­ble. At one with the one.

Day Daz­zle