IMG 5739

Van­daag is 4 mei, dodenherdenking.

Gis­teren keek ik naar de schilder­i­jen van Keet­je Mans in Tin­i­mi­ni Room in Dor­drecht. Het bracht me rust en ver­rukking. Wild with Delight is de titel dan ook.
Grote kan­de­laars, of in dit geval kan­de­labers met vele armen vol vette ronde krullen die af en toe eindi­gen in een houd­er waarin een kaars brandt. Uit­bundig en inge­to­gen.
In de kaarsendragers die op de grond staan zijn vrouwelijke fig­uren te ont­dekken, mediterend of soms uit­ge­spro­ken sen­sueel.
De vrouwen vallen samen met de houd­ers en samen zor­gen ze er voor dat de kaars kan bran­den. Alsof mens en ding in elka­ar opkun­nen gaan, één wor­den. In een klein­er werk staat een ges­luierde vorm als een oran­je madon­na in cen­traal in het mid­den voor een donkere kast. Elders valt een tafel samen met de vlo­er, weer een een­word­ing, maar logisch want ze zijn uit het­zelfde mate­ri­aal gemaakt.
The shed
, een bru­in afges­loten schu­urt­je dat ver­bor­gen ligt achter zwevende bloe­men en kaarsen. De meeste sten­gels zijn niet echt geworteld in de grond, ze zweven, hun bloe­men­harten reiken omhoog, boven hun blaad­jes uit. Een kaars heeft soms een schaduw, soms ook niet, en zo ont­trekt het werk zich aan de werke­lijkheid. Het kent een eigen wereld.
Miss­chien is de schu­ur de plek waar de kun­ste­naar zich terugtrekt. Een zwart figu­urt­je, een wachter, een spook­je staat voor de ges­loten deur. Hij lijkt al mediterend te gri­jnzen. Een kaars op de voor­grond laat een vette rook­pluim naar rechtswaaien. Deze kaars brandt niet meer.
Kaarslicht verbindt hemel en aarde en een kaarsje aansteken komt in alle cul­turen voor. Een kaars lat­en bran­den is een con­crete han­del­ing om con­tact te mak­en te doen met iets wat zo onzek­er, vaag en ongri­jp­baar is als de dood. Een flakkerende vlam is een metafoor voor de ziel. Keet­je Mans spreekt over de andere wereld, over jezelf ver­houden tot iets hogers. Ik wil dat het werk op een dun lijn­t­je loopt, dat zow­el goed en slecht is, het is een beet­je een gri­js gebied, zoals een mens miss­chien is.’
Miss­chien zijn dit mooie gedacht­en voor een dag als van­daag. Ik ga een kaarsje aansteken, voor de doden, alle doden.